Op de avond van Tweede Pinksterdag kreeg ik een bijzonder telefoontje van een onbekende jongeman. Hij wilde de dag daarop zijn vriendin (precies een jaar nadat ze verkering kregen) ten huwelijk vragen met een persoonlijk gedicht.

Hij vertelde dat ze beiden een Egyptische achtergrond hadden en dat ze zich – als ze ja zou zeggen – de vrijdag daarop in de Koptische Kerk zouden verloven. Die avond schreef ik voor hen het volgende gedicht: (En zij zei ‘JA’)

Gevlochten levenslijnen

Vandaag
voor een jaar
boog het uitspansel zich
in een zegenend gebaar
naar de met tranen
verzwaarde aarde.

De sterren straalden ontroerd,
licht-geraakt, met ingehouden adem.
De schering van het verleden
en de inslag van toekomst en heden
kwamen op een door God gegeven
ogenblik voor eeuwig samen.
Onze levenslijnen vlochten zich
als in een kleurrijk geweven kelim
zo kunstig in elkaar.

Dit grootse gebaar van onze Maker,
het is van onschatbare waarde.
Wat een hemels wonder
op aarde is het dat ik jou,
mijn alles, mijn spontane, toffe vrouw,
die ik zo bewonder, vond.
Mijn lief, bevestig jij aan mij vandaag
zo graag als ik, ons mystieke liefdesverbond
met dat ene kleine woordje: ja?

(Met toestemming van betrokkenen geplaatst)